Begin februari (2025) riep Trump de noodtoestand uit door een beroep te doen op de ‘International Emergency Economic Powers Act (IEEPA)’ en legde hij een eerste maal tarieven op aan zijn noorder- en zuiderburen en China. Het is de eerste keer in de geschiedenis dat een president deze noodwet gebruikt om het Amerikaanse Congres te omzeilen en handelstarieven door te drukken. Alle recente maatregelen opsommen die de kersverse regering Trump al heeft genomen en terug afschafte, zou ervoor zorgen dat dit artikel binnen enkele dagen al hopeloos gedateerd is.
In deze bijdrage proberen we eerder te kijken naar het verleden. Hoewel de geschiedenis zich niet herhaalt, rijmt ze wel vaak. Welke handelsoorlogen hebben de VS zoal uitgevochten? En kwam er ooit iets positiefs uit zo’n handelsoorlog? Ondanks alle chaos die Trump heeft ontketend, is hij immers niet de eerste Amerikaanse president die een tarievenoorlog voert. In feite treedt hij in de voetsporen van een reeks voorgangers die tarieven probeerden te gebruiken als wapenstok om andere landen zover te krijgen dat ze de belangen van Washington volgen.

WELKE TARIEVENOORLOGEN HEBBEN WE IN HET VERLEDEN GEZIEN EN HOE ZIJN ZE VERLOPEN?
1930: De Smoot-Hawley tarieven
In 1929 stortten de aandelenmarkten in, wat leidde tot de Grote Depressie, nog steeds de zwaarste economische crisis uit onze geschiedenis die in totaal tien jaar duurde.
Enkele maanden na de crash, in juni 1930, ondertekende president Herbert Hoover de Smoot-Hawley Act. Deze wet, bedoeld om Amerikaanse boeren te beschermen, verhoogde de invoertarieven op landbouw- en industriële goederen met 20%. De initiatiefnemers waren senator Reed Smoot en vertegenwoordiger Willis Hawley.
De wet leidde tot vergeldingsmaatregelen tegen landen als Canada, Frankrijk en Spanje. Canada reageerde met tariefverhogingen op 16 Amerikaanse producten, wat een derde van de Amerikaanse export trof. Hierdoor verslechterde de economie nog verder. Tegen 1933 daalde de Amerikaanse export met maar liefst 61%. Smoot-Hawley wordt daarom vaak gezien als een escalerende factor in de crisis. Hoovers populariteit kelderde en in 1932 verloor hij de verkiezingen van Franklin D. Roosevelt. In 1934 ondertekende Roosevelt de Reciprocal Trade Agreements Act, die bilaterale handelsakkoorden stimuleerde om de schade van Smoot Hawley te herstellen. Tussen 1934 en 1939 sloten de VS 19
nieuwe handelsovereenkomsten.
1960: Kippenoorlog
In de jaren ‘60 ontstond een handelsoorlog over kippenvlees tussen de VS en Europa. Na de Tweede Wereldoorlog begon Europa goedkope Amerikaanse kip te importeren, tot ongenoegen van Europese boeren die vreesden voor oneerlijke concurrentie. In 1962 voerde de Europese Economische Gemeenschap (EEG) invoertarieven in op Amerikaans pluimvee, waardoor de export ervan sterk daalde. Tussen 1962 en 1963 kromp de wereldwijde Amerikaanse kippenexport met 30%.
Als vergelding stelde president Lyndon B. Johnson in 1963 een heffing van 25% in op onder andere pick-up trucks, de beruchte "chicken tax". Het interessante aan deze taks is dat de uitlopers tot op vandaag voelbaar zijn. De belasting is nog steeds van kracht, wat buitenlandse fabrikanten ertoe bracht creatieve manieren te zoeken om de Amerikaanse regels te omzeilen. Veel Aziatische autobouwers, vooral Japanse, openden uiteindelijk fabrieken in Noord-Amerika om de Amerikaanse markt te bedienen.
1982: De houthakkersoorlog tussen de VS en Canada
De VS waren ervan overtuigd dat ze door de bomen het bos niet meer zagen toen ze Canada bevochten om zacht timmerhout. De oorzaak van dit conflict zat in het feit dat Canada timmerhout kweekte en oogstte van openbare grond, waarbij de prijzen werden bepaald door de overheid. De VS daarentegen oogstten hout van particuliere percelen. In 1982 voerde de VS aan dat Canada op oneerlijke wijze zijn zacht timmerhout subsidieerde, wat leidde tot verschillende conflictrondes, tarieven en vergeldingsheffingen.
Ook de houthakkersoorlog duurt voort tot op vandaag. Canadees timmerhout wordt in de VS geconfronteerd met een bestaand importtarief van 14%, nog vóór het dreigement van Trump om daar nog eens 25% aan toe te voegen.
1987: Importtarieven op Japanse auto's
In 1987 legde president Ronald Reagan tarieven van 100% op voor 300 miljoen USD aan Japanse import, met name voor auto's uit het Oost-Aziatische land. De regering Reagan argumenteerde dat ze deze tarieven instelde omdat Tokio de voorwaarden van een handelsovereenkomst met Washington uit 1986 over halfgeleiders had geschonden. De overeenkomst vroeg Japan om zijn markt open te stellen voor de export van computerhalfgeleiders uit de VS. Japan nam geen represailles in de hoop te voorkomen dat deze kwestie ernstige schade toebracht aan het vrijhandelssysteem van de wereld. Recent dreigde Trump opnieuw met tarieven op Japanse wagens.
1993: Bananenoorlog
In 1993 voerde de EU importtarieven in op bananen uit Latijns-Amerikaanse landen om kleine boeren in haar voormalige Caribische en Afrikaanse koloniën een voorsprong te geven op de markt. De VS verklaarde dat dit tegen de regels van de vrije handel inging. In de praktijk waren de meeste bananenplantages in Latijns-Amerika immers in handen van Amerikaanse bedrijven.
De VS diende acht afzonderlijke klachten in bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en kreeg over bijna de hele lijn gelijk. Terwijl de EU stelde dat ze de tarieven verlaagde, voerde de VS aan dat de eerlijke handel niet was hersteld. Als vergelding legde de VS 100% tarieven op voor Europese producten zoals Schots kasjmier of Franse kaas. In 2012 tekende de EU een overeenkomst met de geïmpacteerde landen om deze zaken formeel te beëindigen.

2002: Staaloorlog met Europa
Om de Amerikaanse staalindustrie te steunen, voerde president George W. Bush importtarieven van 8 tot 30% in op buitenlands staal, met uitzondering van Mexico en Canada. De import uit de getroffen landen daalde daarop sterk: in 2002 met 28% en in 2003 met 37%, volgens het Franse onderzoeksinstituut CEPII. Tegelijkertijd kochten de VS meer staal uit landen die niet onder de tarieven vielen, waardoor de totale import zelfs met 3% steeg.
De gevolgen waren groot: sommige kleinere staalbedrijven gingen failliet of werden overgenomen. En Europa dreigde met heffingen op Amerikaanse producten ter waarde van 2,2 miljard USD, waaronder sinaasappels en Harley-Davidsons. Vlak voordat deze tegenmaatregelen in werking zouden treden, schafte Bush echter de tarieven in 2003 weer af.
CONCLUSIE
En dan hebben we nog de tonijnoorlog uit de jaren ‘70, het katvis-dispuut uit 2001, de handelsoorlog over GGO’s begin 2000, het eerste salvo handelstarieven onder Trump I,... De lijst met historische conflicten is heel lang. De opsomming in deze tekst is dan ook maar een erg beknopte greep uit enkele handelsconflicten die een impact hadden op de wereldhandel.
De Smoot-Hawley wet is tot op vandaag het schoolvoorbeeld van alles wat je als land verkeerd kan doen op het vlak van handelsoorlogen. De goede bedoeling ten spijt, was het resultaat dat vergeldingsheffingen de wereldhandel de das omdeden. Amerikaanse consumenten betaalden uiteindelijk de prijs.
Het handelsbeleid van Trump 1.0 had soortgelijke gevolgen. Toen er in 2018 tarieven werden toegepast op wasmachines, stegen de prijzen voor de Amerikaanse consumenten. Dankzij deze protectionistische reflex werden er wel 1.800 nieuwe banen gecreëerd, maar de gemiddelde jaarlijkse kosten voor de Amerikaanse consument bedroegen meer dan 815.000 USD per gecreëerde baan.
De handelsoorlog van Trump 2.0 - grootschaliger, breder van opzet en sneller geïmplementeerd dan de heffingen die tijdens zijn eerste termijn werden opgelegd - zou deze keer wel eens harder kunnen binnenkomen bij de Amerikaanse huishoudens.
Een bedrag dat al geruime tijd circuleert is 1.200 USD. Dit zou de onrechtstreekse ‘taks’ zijn die Trumps tarieven een modaal Amerikaans gezin op jaarbasis zouden kosten door prijsstijgingen bij volledige wederzijdse vergelding. Elektronica en kleding zouden onevenredig zwaar worden getroffen, terwijl auto's en voedsel ook bovengemiddelde prijsstijgingen zouden ondergaan. Afsluiten doen we met een recente quote van Costco CEO Ron Vachris die een onverbloemde kijk gaf over handelstarieven: “Als het regent, regent het op iedereen.”
FAQ
1. Wat is een handelsoorlog en waarom zijn ze zo actueel?
Een handelsoorlog ontstaat wanneer landen elkaar over en weer handelsbelemmeringen opleggen, zoals invoertarieven. Ze zijn actueel door de recente beslissingen van de VS onder president Trump, die op grote schaal tarieven instelt om buitenlandse handelspartners onder druk te zetten.
2. Hebben handelsoorlogen in het verleden positieve resultaten opgeleverd?
Over het algemeen niet. De meeste handelsoorlogen, zoals die rond Smoot-Hawley in 1930, veroorzaakten economische schade, vergeldingsmaatregelen en hogere consumentenprijzen. In enkele gevallen, zoals bij de “kippenoorlog”, hadden ze wel blijvende gevolgen voor industrieën, maar zelden ten voordele van de consument.
3. Wat zijn de mogelijke gevolgen van de nieuwe handelsoorlog onder Trump 2.0?
Volgens ramingen zouden de nieuwe tarieven Amerikaanse gezinnen gemiddeld 1.200 USD per jaar kunnen kosten. Prijzen van elektronica, kleding, voedsel en auto’s kunnen fors stijgen, met brede impact op de koopkracht van huishoudens.
4. Is protectionisme altijd slecht?
Niet noodzakelijk, maar het werkt vaak averechts. Hoewel sommige banen beschermd of gecreëerd worden, zijn de kosten voor de consument meestal veel hoger. Het voorbeeld van de wasmachinetarieven in 2018 toont dit duidelijk aan: voor elke gecreëerde baan betaalden consumenten gemiddeld meer dan 815.000 USD.
Meer weten? Contacteer ons gerust voor meer info.
private bank
vermogensbeheer
vermogensbegeleiding